Laatst droomde ik van een verheven land,
een land waar altijd vrede woonde.
Ik wandelde er blij aan Jezus' hand
en Hij mij vele schatten toonde.
Ik bleef bij niet te tellen kruizen staan.
Op alle las ik vele vragen.
Thans lagen ze daar stil en afgedaan,
want niemand zou ze ooit nog dragen.

Ik zag beproefden, van hun juk bevrijd,
die juichend voor mijn oog verschenen.
Zij zongen liederen vol dankbaarheid
en ik, mijn God, ik kon slechts wenen!
Toen werd ik plots'ling uit mijn droom gewekt
en was ik weer terug op aarde.
Doch alle schatten die ik had ontdekt,
ik heel diep in mijn ziel bewaarde.

En dikwijls gaat mijn brandend, hunk'rend hart
weer naar dat land van vrede henen.
Als ik daar binnentrek, verlost van smart,
mijn God, dan zal ik weer slechts wenen!
Frits Deubel