hoe zal ’t mij zijn, als ik de weg zal gaan
waarvan geen mens terug zal keren,
want dan zal ik voor God komen te staan,
de Eeuwige, de Heer der Heeren

daar mag ik mijn Heere gaan ontmoeten,
Die ook voor mij heeft willen borgen:
dat zal feest zijn, Hem te gaan begroeten
Die opgestaan is op Paasmorgen

Hij is voor ons naar Moria gegaan,
voor ons, die Zijn vijanden waren;
naar Godd’lijk recht bracht Hij verlossing aan,
daarmee sloot Hij Zijn levensjaren

hier en toen af, maar na die aardse tijd,
waar alleen Hij de pers moest treden
-en wat Hij deed voor ons, geldt wereldwijd-
leeft Hij in alle eeuwigheden

in het Jerusalem dat boven is
gaan wij Zijn heerlijkheid aanschouwen
Zijn gerechtigheid en Zijn beeltenis
Hij is de Heer op Wie wij bouwen

met vreugde zal ik ’s-Heeren huis ingaan
Jerusalem, vol blijde klanken,
daar zullen wij verheugd rondom Hem staan
om Hem daar eeuwig te bedanken 

daar is mijn Heer, in de Stad der Steden,
met in ‘t midden de berg des Heeren:
daar is Moria, in eeuwigheden
zullen wij onze Koning eren

alsdan zijn wij waarlijk thuis gekomen,
in Eden’s Hof, de Hof der Hoven
vol met bloemen en met levensbomen,
om eeuwig onze God te loven

bij Genesis 2 : 8 – 15; Openbaring 22 : 1 – 5;
Psalm 17 : 15