de schoonheid van de aarde is nog groot
al is het anders dan in Eden's Hof:
vol luister en heerlijkheid, zonder dood
flora, fauna, mensen zongen God's lof

het zal worden zoals wij behoeven
paradise regained, dat verwachten wij
de wolf zal daar bij het lam vertoeven
de koe en de beer weiden zij aan zij

en het leven zal geen einde meer zien
wij zullen altoos bij de Heere zijn
hier in dit leven, en voorgoed nadien

hemel en aard', vol van God's heerlijkheid
engelen en mensen in God's domein
zingen samen Zijn lof in eeuwigheid

bij : wij dan zullen altoos bij de Heere zijn
       II Thessalonicenzen 4