Daar zit een lief klein duifje,
in een rotskloof, angstig bang,
ze kan haast niet bewegen,
ze zit daar al té lang!

Ze was zó bang voor woorden
en ze voelde zich zó klein,
werd alsmaar afgewezen,
haar ziel deed haar zo'n pijn!

Ze ging zichzelf verstoppen
en niemand zou het weten,
haar boosheid en frustratie,
zo zou ze het vergeten!

Maar buiten bij de ingang,
stond Hij die zocht en vindt:
"Mijn duifje in de rotskloof,
Ik Ben het die jou bemint"!

"Kom toch uit je schuilplaats,
laat Mij jouw gedaante zien",
maar het duifje was zó angstig,
dacht, dit is mijn dood misschien!

Maar de Trooster bleef haar roepen,
totdat ze eindelijk kwam
en Hij haar vol liefde en mededogen,
in Zijn sterke armen nam!

Hooglied 2:14