In gedachten
sta ik stilletjes bij de kribbe,
in de diep, donkere nacht.
Daar ligt de Grote Koning,
‘De Beloofde’,
lang verwacht.

Een geschenk,
iets moois zou ik moeten geven,
maar niets heb ik meegebracht.
Mijn handen zijn leeg
en tranen druppen
langzaam en zacht.

Als ik nu maar zingen kon,
heel mooi, op de juiste toon;
dan zou ik U een loflied zingen,
jubelen, ter ere van de nieuwgeboren Zoon.

Als ik nu maar een instrument had,
en als geen ander spelen kon;
dan zou ik voor U spelen
en stralen als de zon.

Als ik nu maar creatief was,
dan had ik iets heel moois voor U gemaakt;
Maar nu, nu voelt het
alsof ik alles heb verzaakt.

Als ik maar heel rijk was,
dan had ik net zolang gezocht,
tot ik het mooiste had gevonden
en dat had ik dan gekocht.

Als ik nu maar, als ik, als ….
zacht snikkend kniel ik bij de kribbe neer
en beken tot mijn grootst verdriet,
ik heb u niets te geven, Heer.

Het beeld
van de kribbe vervaagd
en wordt ingenomen
door een man van smart.
Doorboorde handen,
een doornenkroon,
een stem weerklinkt:
‘Ik verlang alleen naar jouw hart.’

U bent niet geauthoriseerd om reacties te posten.

Reacties mogelijk gemaakt door CComment