Geen plaats, Hij werd al afgewezen,
nog voordat Hij geboren was.
Geen huis of herberg kon Hem bergen
Dat zou heel wat van Maria vergen.
Ze liep nog voort met een vermoeide pas.
 
Geen plaats, Hij was niet welkom in de wereld
van feest, vermaak en van bruut geweld.
Nergens kon men een plaats voor hem bereiden.
Vanaf zijn pril begin moest Hij al strijden.
Werd niet als Koning aan gesteld.
 
Geen plaats, niet in een warme woning.
Niet in een huis van steen of in een paleis.
Er was alleen een koude stal tot zijn beschikking
De lucht die daar hing was een verschrikking.
De beesten waren daarvan het levende bewijs.
 
Geen plaats voor die vermaarde Koning.
De wereld gunt Hem tot op de dag van vandaag
geen plaats, om zijn hoofd neer te leggen.
Wat hebben zijn kinderen hier nog op te zeggen?
Of er iemand voor Hem opkomt, is nog maar de vraag.
 
Geen plaats, zelfs niet voor een Konings Koning.
Zelfs niet voor de eigen Zoon van God.
Toch was Hij het die plaats maakte voor zijn kinderen
En er was niemand die dat kon verhinderen.
Toen Hij aan het kruis luisterde naar Gods gebod.
 
Toen kwam er plaats voor alle kinderen van zijn Vader,
die van Hem hielden al voor dat Hij geboren was.
Plaats maakte Hij om alle mensen te behouden.
Allen die met hart en ziel op Hem vertrouwden.
Voor hen die Hij daardoor van alle pijn genas.
 
Voor Hem geen plaats, geen gastvrij binnenkomen.
De deuren van de wereld bleven voor Hem dicht.
Maar de deur van die kille stal stond wijd open.
Daar mogen alle mensen gastvrij binnenlopen.
Daar worden ze omstraald met zijn eeuwig hemelslicht.