Zij wankelde en voelde niet
hoe nog haar lichaam liep, en liep, -
zij was geworden tot verdriet,
haar hart zonk diep, onpeilbaar diep.


Daarboven staarden wijd-ontzet
haar grote bange ogen nog,
wat zag zij, God, wat zag zij toch, -
geen mens, geen God meer die haar redt -


o brak zij nu maar eindlijk neer
en knakte zij als een dun riet,
vond zij Uw voeten dan, o Heer,
en werd tot tranen haar verdriet...


Zij zag U, zij die niets meer zag±
een verre ster in haren nood -
Gij zaagt haar arme hart zo bloot,
gij zaagt van haar wat niemand zag...


Zoals een vaas gebroken wordt
lag zij op eenmaal tranenblind
over Uw voeten neergestort,
want zij was voor het eerst bemind.

Willem Hessels (1906 - 1949)