"Zeg mij, hebt gij Hem weggenomen?
"" Wijs mij de plaats, waar gij Hem hebt gelegd"

Noemend mijn naam is Hij tot mij gekomen,
En heeft zoo tegelijk mijn zonde mij gezegd.

Ik had voorheen Zijn woord verkeerd beluisterd:
Dat Hij zou opstaan na gedragen straf.
En bij Zijn graf was nog mijn ziel verduisterd;
't Was Zijn genade die mij blijdschap gaf.

Ik wierp mij neder aan Zijn voeten;
Nog had ik niet genoeg geleerd:
Ik wilde in Hem mijn aardschen heer begroeten,

Maar haastig heeft Zijn hand mij afgeweerd.
Zijn zending dreef mij aan in heilig moeten
Gehoorzaam heb ik, als mijn Koning Hem geëerd.