Verweerde gezichten
en glanzende ogen
waren gericht op
‘t knisperend vuur.
 
Stoere herders die  
pasten op schapen
elkaar wakker hielden
in dit nachtelijk uur.
 
Toen plotseling 
-ontzagwekkend!-
de glorie van God
hen omscheen.
 
Zoveel licht tegen
een inktzwarte lucht
hemels bezoek want
een engel verscheen:
 
“Wees maar niet bang,
ik vertel grote vreugde:
de Zaligmaker werd
in Davids stad geboren!
 
Dit is het teken:
gewikkeld in doeken
ligt Hij in de kribbe”.
Er klonken engelenkoren.
 
Zij gingen met haast
en knielden bij ’t Kind.
Maakten Zijn komst
daar overal bekend.
 
Getuigende herders
van Gods grote daden:
Hij had Zich vol Liefde
naar mensen gewend.