Mijn onvruchtbaarheid bleek
een leugen van besmette schijn,
Je levensvonk brandt zich de weg
naar vrucht, om tot mijn Kind te zijn.

Met vele twijfels, zoveel vragen,
nodigde ik Je uit in mijn hart,
ontving ik Je en heb Je in
mij groeiend gedragen.

Al die maanden hoop en vrees
dat de voeding die ik bood
ontoereikend zou zijn,
Je op een dag dood,
verstikt, verstikt,
niet zou leven.

Angst of ik Jou,
eenmaal gebaard,
kon voelen, voeden,
behoedzaam, zorgzaam,
liefdevol Jou al wat nodig is
geven, nalaten wat Je schaadt.

Bang vraag ik me af
of ik Je meer beminnen zal
dan toen ik Je hartenklop voelde,
toen ik wist van Je ongezien bestaan,
meer wanneer ik Jou in mijn armen hou.

2003