Als het zou liggen aan mensen,
dan zouden we meestentijds wensen
dat er geen moeite op ons pad zou komen.
Dat gebeurt wellicht in onze mooiste dromen.

De een krijgt groter lasten te dragen
dan lijken toebedeeld aan anderen
en, al mogen we erom vragen,
daar valt, over het algemeen,
niet veel aan te veranderen.

Als we moeilijkheden en verdriet,
ervaren in onze dagen hier op aarde,
om kunnen vormen tot iets van waarde,
dan is ons leven geen zinloos, leeg bestaan,
maar hebben de moeizame levensjaren, waarin
we desondanks, meestentijds zelfs ongeweten,
veel waardevols, goeds, liefs, hebben gedaan, 
voor onszelf en anderen doel, betekenis, zin.

Als we door alles heen zelfs ook steeds weer
lief en leed in Gods handen kunnen leggen,
dan kunnen we vroeger of later zeggen:
“U hebt me inderdaad álles welgedaan,
tot Wie anders dan U zou ik gaan?”

Dank, in plaats van eerst vele vragen,
want Hij gaf en geeft het vermogen,
de kracht, om élk kruis te dragen.

Rom. 8:28 | 1 Kor. 10:13 | 2 Kor. 12:9a (Opwekking 614; Liedboek 391)
29.10.2017 (t.g.v. een 75e verjaardag)