Petrus warmt zich aan het vuur,
waar een vrouw hem al snel herkent.
Als zij het hem vraagt kijkt Petrus zuur
en wordt dit feit door hem ontkend.

Als hij daar wegloopt naar de poort
en een ander hem naar Mij vraagt,
loochent hij weer - volgens Mijn woord -
dat hij door Mij zo werd behaagd.

Een derde komt nu naar hem toe.
Vervuld van angst roept hij het uit:
Waar willen jullie nu naar toe?
Ik ken Hem niet! Genoeg! Punt uit.

Op dat moment kraait er een haan.
Petrus voelt Mijn blik gericht
op hem en rent snel bij Mij vandaan.
De duisternis omhult zijn licht.

Ik besef dat hij hier bij Mij was
en bewonder zijn zo goede wil.
Maar hij is in geloof nog groen als gras.
Dat maakt hem hier plotseling stil.