Iedere keer als ik drie maal
de haan hoor kraaien
bij het rijzen van de zon
vraag ik mij af
hoeveel keer ik U heb verraden
nog voor de dag begon.

Nooit heb ik gezegd  dat ik U niet ken
maar ook niet dat ik U wil volgen
en als men het mij vraagt
reageer ik dikwijls verbolgen
dat ik niet die vrome christen ben.
Ik voel mij zo licht belaagd.

Kijkt U straks bij het eerste ochtendlicht
ook, naar dat vuur, om naar mij
doe dat dan bij het eerste hanengekraai
en vraag mij dan; “Wie ben jij?”

Vergeef mij zo U Petrus deed
met in Uw oog de droeve blik;
“Mijn kind zo dikwijls jij je van Mij keert,
zo dikwijls vergeef Ik!”