Twee metgezellen willen strijden
tegen harde heerschappij van Romes macht.
Wegen vol geweld hebben ze overdacht
om hun onderworpen land te bevrijden.

Bloeddorst en vurige leeuwenmoed leiden
beide oproerkraaiers tot wrede daadkracht,
die zich toont als felle Romeinenjacht
door rijke steden en woeste bergweiden.

Ondanks woedend vervolgen en doden
heeft de ene moordenaar een eed'le aard,
geheime kennis aan Gods geboden.

Met de Heiland sterft de dienaar van het zwaard.
Bij zijn deemoed wordt hem de gunst geboden:
zonder meer het Hemelse leven waard.