Blijf nu maar slapen, zeg ik je.
De lijdensbeker zal ik tot de bodem
drinken. Daar hoor jij bij,
met je onachtzaamheid.
De vonk van eenzaamheid
zal gloeien en uitslaan tot een brand.
Jouw adem blaast
de vlammen op: 'Ik ken hem niet.'
Je haast je
eigen lijf te redden, doet vonken
striemen op mijn huid.

Alleen moet ik dit lijden
drinken. Mijn vader heeft beslist
het laatste woord.

Ik drink dit slok voor slok voor jou,
mijn leven doodt het vuur
van haat opdat verlatenheid niet
eeuwig duurt.

Eens zullen wij de beker samen delen
en drinken van de bloedrode primeur.