Bange dag,
rumoerige nacht.
Het feest gevierd,
eenzame wacht,
de Heer gevangen.

Verwarmend vuur,
dit is het uur
van stil verdriet,
die vreemde man:
'Ik ken hem niet!'

Er kraait een haan,
de morgen wacht,
Hij kijkt me aan,
o kon ik vluchten
in de nacht.

De zwarte dag
vol duisternis.
Hij lijdt voor mij,
Hij sterft voor mij
die Paaslam is.

Tot driemaal vraagt
Hij mijn belijden.
Hij die mij draagt
neemt mij weer aan.
'Ik mag de schapen weiden.

Bij 't water klinkt
een nieuwe verbond.
Bij brood en wijn,
het teken vis
herstelt de wond.

Jeruzalem,
het wordt weer licht.
De wereld wacht,
Gods eeuwig
vergezicht.