Kleine ezel, zeg mij eens,
wie rijdt daar op die ezel, ezel?
De vrouwe, het kind in haar schoot.
Loop voorzichtig, ezel.
Kleine ezel, zeg mij eens,
wie rijdt daar op die ezel, ezel?
Het pasgeboren kind, ezel,
op de vlucht voor moordenaars.
Kleine ezel, zeg mij eens,
wie rijdt daar op die ezel, ezel,
door de poorten van Jeruzalem?
De Koning, de Koning, ezel.
Geef de Koning eer.
Kleine ezel, zeg mij eens,
wie rijdt daar op die ezel, ezel?
De Galileeër, de Nazarener,
de barmhartige Samaritaan.
Kleine ezel, zeg mij eens,
wie rijdt daar op die ezel, ezel?
Je reisgenoot, je metgezel.
Ga je weg maar ezel,
je gaat niet alleen … .
T.g.v. psalmzondag 2006
U bent niet geauthoriseerd om reacties te posten.