psalm vijf en zestig spreekt van stilheid
die toekomt aan de Heer alleen,
en van de lofzang op God’s grootheid
in Sion, stad van God, waarheen
wij willen gaan om te betalen
de geloften die we deden
aan onze Heer, in Sions’s zalen,
die wij hopen te betreden

Hij is de hoorder der gebeden,
Die ieder die op aarde leeft
wanneer hij in het aardse heden
tot inkeer komt, genade geeft;
wij kennen ongerechtigheden,
ze hebben overhand op mij
ze zijn van nu en van ’t verleden,
zo zegt de Schrift: die verzoent Gij

welzalig hij die Gij doet nad’ren
om te gaan naar Uw voorhoven,
die gunst gaf U ook onze vad’ren
om in Uw huis Uw Naam te loven,
want daar is ’t goede van Uw huis:
het recht van God, ‘t draagt Uw stempel;
Heer, de Hof van Eden is Uw thuis,
daar is ’t heil’ge van Uw tempel

op U vertrouwen alle landen
en de einden van de aarde,
dat alles ligt vast in Uw handen
en Gij geeft het zin en waarde;
de bergen: Gij zet ze vast met kracht
en Gij omgordt ze met sterkte,
ook de zeeën ervaren Uw macht
nu U hun woeden beperkte

‘t bruisen der zee doet Gij bedaren
zo ook bij de volken op aard’,
U stelt grenzen aan die baren
zo wordt het in het Woord verklaard;
waar de morgen gloort, de avond daalt
zullen allen U hoogachten:
Heer, Uw grootheid en Uw glorie straalt,
U bent Hij Die wij verwachten

bij Psalm 65 : 1-9