wij lezen hier een lied van Asaf
dat in het boek der Psalmen staat,
en zie dan wat hij aan ons doorgaf
en hoe het daar beschreven staat:
dat wij ontmoeten in het leven
al wat voor ons is weggelegd,
en wat de Eeuw’ge ons wil geven,
zo wordt het in de Schrift gezegd

waarlijk, God is goed voor Israël
en voor hen die rein van hart zijn,
zegt de Schrift, wij weten dat zeer wel;
soms lijkt die waarheid ons maar schijn:
wanneer wij rondzien in het leven
zien wij velen zonder zorgen,
en dat is niet aan ons gegeven,
wél bestraffing, elke morgen

voor hen is de trots een halssieraad,
hun hart loopt over van geweld,
hun tong roert zich hier zonder maat,
zo wordt het in het Woord vermeld;
heb ik vergeefs mij rein gehouden,
is er geen wetenschap bij Hem,
hoe gaat het dan met Zijn vertrouwden?
o Heere, hoor toch naar mijn stem

mijn hart was verbitterd, vol verdriet,
ik was als een redeloos beest,
totdat de Heere aan mij zien liet
hoe dat hun einde is geweest;
maar ik zal gedurig bij U zijn:
Gij hebt mijn rechterhand gevat,
daar zijn geen zorgen en geen pijn,
bij U, Die mij hebt lief gehad

Heer, Gij zult mij leiden door Uw raad
en mij daarna in heerlijkheid
opnemen, bij U, Die vóór mij gaat:
Die was, Die is, in eeuwigheid;
al zou mijn vlees en hart bezwijken,
Gij zijt mijn erfdeel, rots en kracht;
voor U moet alles bij mij wijken,
Gij zijt het, Heer, Die ik verwacht

ik zal niet sterven, maar zal leven,
naast U begeer ik niets op aard’
dan aan Uw Naam de eer te geven,
want Gij zijt onze liefde waard;
’t is mij goed, nabij God te wezen:
‘k mag U tot mijn toevlucht stellen,
en ik zal, voor nu en voor na dezen,
Uw werken alom vertellen

bij Psalm 73, en Psalm 118 : 17