er was een vader met twee zonen,
de jongste zoon was weggegaan,
die wilde thuis niet langer wonen
hij wilde daar juist ver vandaan;
dat had vader wel verdriet gedaan:
zou ’t met hem dan wel goedkomen?
want ook hij komt straks voor God te staan,
dan houdt ’t op met eigen dromen

maar als hij alles heeft verloren
en dan hier, voor mij, komt te staan
en vraagt of hij weer thuis mag komen:
laat ik hem dan verloren gaan?
vader ging toen op de uitkijk staan
of zijn zoon terug zou komen,
om toch weer de weg met God te gaan
als hij Zijn stem had vernomen

de vader zag zijn zoon aankomen,
en de vader liep hem tegemoet;
dat had de zoon niet durven dromen:
een kus van vader was diens groet;
ik ben niet waard uw zoon te heten,
dat zei de zoon, wat waarheid is,
daar wilde vader niet van weten
want hij gaf hem vergiffenis

geef hem een ring, doe hem ’t feestkleed aan,
want God wist zijn hart te raken;
hij die dood was, mag hier levend staan,
laten wij een feestmaal maken;
hij was verloren, is gevonden,
dat zei vader toentertijd;
de zoon was aan zijn hart gebonden,
en hij was hem niet langer kwijt

maar zo wil ook De Vader wezen,
Hij, Die in de hemelen is;
zo staat het in de Schrift te lezen:
Hij gaat voor de behoudenis,
met ontferming is Hij bewogen,
Hij wacht op ons, ziet Hem daar staan:
open armen, vol mededogen;
komt, laten wij naar Hem toegaan

Ik zal Mijn gratie aan u geven,
want Ik zoek wat verloren is;
wie tot Mij komt, krijgt eeuwig leven,
bij Mij is uw behoudenis:
komt dan tot Mij, Ik zal u dragen
en brengen naar Jerusalem,
u zult bij Mij zijn, alle dagen,
dat is waartoe Ik u bestem

bij Lukas 15 : 20 – 24