Als na een warme dag, de nacht opnieuw is aangebroken,
zie ik dat God, in Zijn huis, de lampen heeft aangestoken.
Ik sta dan stil en met diep ontzag te kijken,
naar die sterrenpracht die het heelal verrijken.

Wat een ongekende schoonheid is het toch hierboven,
waar wij later als Zijn kinderen Hem mogen loven.
Dan spreekt mijn stem, omfloerst door hete tranen,
dank U God, dat ik mijn weg daarheen mag banen.

Dank zij Uw grote Offer aan ons geschonken
is de overwinning op het kwaad beklonken.
Witgewassen en rein staan wij nu voor Uw ogen,
want door Zijn bloed mogen wij op vergeving bogen.

Als wij eenmaal in Uw Koninkrijk zijn aangekomen,
zullen wij U dienen onder lommerijke bomen.
In deze pracht zullen wij ook bij onze geliefden zijn,
om samen met U te drinken, de door U beloofde wijn.