Goede herder,

Ik zie jouw liefde voor elke gemeente,
de vlam die je droeg op elke kandelaar,
brandende hield, afschermend versterkte,
door weer en wind heen in de luwte bracht.

Ik zie je onophoudelijk gevend beminnen,
afsluitend eindigen en herbeginnen,
je tranen, geplengd met ziltheid,
jouw vergevende mildheid.

Ik zie je tranen om onze tekorten,
ik zie jou dulden en dragen de pijn.
Ik zie je als herder in grazige weiden,
in rotsig ravijn en dorre, doodse woestijn,
in het klimmen en dalen, lopen en zwoegen,
in vredig stralende stilte van zonnig genieten,
maar ook in kleumende leegte en grimmige kou.

Ik zie jouw kennen en weten van zonde:
verzet en afgunst, hebzucht en lust,
en toch steeds weer daarenboven
mensen achten, eren en loven,
in goedheid en trouw geloven.

Jezus, ik zie je liefde,
zoals slechts een Mens
aan een mens geven kan.

2006, kort voor Pasen. Ps. 23 | Joh. 21:15,16 | Openbaring 1:19,20

Bestemd voor Jezus kan men “Je” lezen; met “je” is dit gedicht gewijd aan herders die een gemeente onder hun hoede hebben.