Bespeel de snaren van mijn hart
met wonderbare toon.
Breng aan Uw hemelharmonie
waar rust en vree in woont.
Geen lied op aard klinkt tot U door
dan door Uw Geest geleid
bepaalde waarde. ‘k Houd U voor
een hart U toebereid.
 
Er klinkt een toon. Er volgen meer,
raak al de snaren aan!
God, laat ze juichen tot Uw eer
laat geen verloren gaan.
Geen lied ter wereld kan bestaan
noch naderen tot Uw oor.
Maar, heeft ons hart zijn roep verstaan,
dan klinkt het eeuwig door.
 
O, Hemelvader, wat een lied
als de verloste zingt.
Dan is het of een wonderbron
ons diep aan ‘t hart ontspringt.
Het werelds lied dat heeft geen kracht
‘t zal kwijnen als de tijd.
Maar het loflied der verlosten zingt
tot U in eeuwigheid!
 
Stem ook de snaren, dierbare Heer
O Hemelkunstenaar,
tot zuivere tonen, altijd meer
ons hart verlangt daarnaar.
Laat sterk van kracht en diep van vreugd
elk lied een boodschap zijn,
een compositie, zuiver, rein:
een lof- en dankfestijn.