Mijn mond valt stil,
en in mijn hoofd
ontstaan geen woorden
om te beschrijven wat er is gebeurd.
Ik volsta enkel met wat slotakkoorden.
 
Pijn, boosheid en verdriet,
afschuw om wat gaande is.
In mijn binnenste groeit een pijn,
als ik voor mij beelden zie
van medemensen die er niet meer zijn.
 
Mensen die vol van geluk,
de dageraad van de
nieuwe dag aanschouwen.
Vol blijdschap gingen ze hun vlucht
waar nu zo velen om hen moeten rouwen.
 
Onbeschrijfelijk groot
Is toch dit leed, waar kun je heen,
waarheen kunnen geliefden vluchten.
Mijn mond en hart vallen stil.
Ik hoor enkel nog een lijdend zuchten.
 
Hoe onbeschrijfelijk groot
is toch dit leed,
ik kan enkel nog mijn handen vouwen,
en bidden tot mijn God. Dit leed treft Hem.
Want Hem zal dit zo groots berouwen.
 
Tot Hem alleen
kan ik met mijn woorden gaan.
Dit verdriet treft Hem in zijn diepste wezen.
Hij voelt ook deze pijn, het intens verdriet.
Toch zal Hij alle wonden eens genezen.