Toen Gij ten hemel voer,
om in Uw rijk te wonen.
Ik zou U met gejuich ontvangen,
wanneer Gij terug zou komen.

Maar ik heb grote zorgen,
Ik ben bang dat Gij zult vragen:
"Waarom is er zoveel bloed gevloeid,
ik hoor mijn volk zo angstig klagen".

"Wat is er met mijn volk gebeurd,
waarom dat bloed, dat lijden?
Waarom die ghetto's, en die pogroms,
waarom gingen er kruisvaarders strijden?"

Miljoenen mensen van één volk,
gingen op in rook en as.
Ook twee miljoen kinderen, die niet wisten,
wat hun rechterhand, of linker was.

Uw hart weende, wij deden weinig,
wij hebben 't niet geweten?
Wij hebben niet Uw volk, o Heer,
maar wij hadden U vergeten.

Door een dal van lijden,
hebt Gij Uw volk geleid.
Naar de stad Jeruzalem,
Een weg vol van zorgen en van strijd.

In Yad Vashem boog ik mijn hoofd,
een zachte wind ruist door de bomen.
In gedachten zie ik miljoenen doden,
er mag nooit een tweede holocaust meer komen.

Wil ons leiden, zonder lijden,
ook al zijn wij nog zo klein.
Dat wij van Uw grote stam,
een heel klein takje mogen zijn.
Jan van der Veen
uit: Licht en Hoop - de roep van het verlangen