Er was een tuinman
op het kerkhof,
hij rustte van zijn zware werk.
Ik kwam om een gedicht
te brengen,
hurkte bij de zwarte zerk,
legde het voorzichtig,
aangedaan
onder een koperen gewicht.
Zag ik de tuinman kijken?
‘k voelde mijn tranen gaan,
hij liet niets blijken.
’k streelde de gekerfde letters,
spelde de bekende bijbeltekst.
Kwam de tuinman in beweging,
gebogen liep hij richting kerk.

Stille Tuinman,
met uw bewogen hart,
hebt U misschien
van de innerlijke smart,
snikkend uit mijn
herinnering gegraven,
een groot deel meegedragen?