Hosanna, de Zoon van David.
Gezegend Hij die komt
in de naam van de Heer
Hosanna in de hoge.
 
De Koning komt.
Vreugde en blijdschap alom,
enthousiast gezang.
Maar na zoveel blijdschap
en zoveel lachen,
komt er een stilte,
een onherroepelijke
droeve stilte.
 
De palmtakken vallen
uit onze handen,
achteloos neergegooid.
We pakken onze kleren op
Bestoft en gekreukt
trekken we ze aan
en kijken om ons heen
en nu, wat nu?
Waar moeten we heen?
 
En Jezus?
Hij zittend nog op de ezel?
Hij staart over onze hoofden heen,
glimlach nog om Zijn mond,
maar Zijn ogen vol tranen
als Hij kijkt naar Jeruzalem.
 
Met veel moeite kijken
wij naar wat Hij ziet.
Zien we de stad door
Zijn ogen.
Lezen we verdriet in de straten
de dood in de stegen,
de wanhoop uit de ramen.
Zien we deze wereld
door Zijn ogen.
 
Het is feest nu
maar ook weer niet.
Veel vrolijkheid en plezier,
veranderen in verdriet.
Heen en weer geslingerd
tussen hoop – Hosanna Hij komt
en vrees – Hij zal toch niet…
Jawel..
Hij zal wel!
 
Hij gooit zichzelf in de
strijd tegen het kwaad.
Als een Lam dat naar de
slachtbank wordt gevoerd.
Dit is Gods belofte van
onvoorwaardelijke liefde
voor ons,
die tot het uiterste gaat.