Men vroeg of ik feest kwam vieren.
Nou, daar ben ik altijd voor in.
Ik wilde mij met dure kleding sieren
maar men zei, dat heeft geen zin.
Je mag komen zo je er nú bij loopt
hier en daar een scheur of vlek
per ongeluk opgelopen onverhoopt
doet er heus niet toe op die plek.

Onzeker ben ik schuchter meegelopen.
Wat zou men zeggen op een deftig feest
van een landloper als ik in lompen
smeerpoets zo er zelden was geweest?
Wie schetste echter mijn verbazing
eenmaal bij de feestzaal aangekomen
bevond ik mij in heel andere omgeving
dan dat ik ooit had kunnen dromen.

Geen schouwburg met grote galerijen
en gladde dansvloeren vond ik daar.
Ook waren er geen loges in lange rijen
of stonden bij de ingang lakeien klaar.
Het bleek een graf in rotsen uitgebeiteld
geopend door een afgewentelde steen
duidelijk bestemd voor een grote held
nooit voelde ik mij zo klein en alleen.

Ik vroeg een man in blinkende kledij
wie toch in dit graf was neergelegd.
Door handgebaar wenkt hij mij dichterbij
met vriendelijke stem heeft hij uitgelegd.
Jezus, de gekruisigde, is hier herrezen
daarom is een feest hier aangericht.
Opdat geen mens dood hoeft te vrezen.
Gods grootste wonder is hier verricht.