De engel sprak tot beide vrouwen
verstild, verdrietig in de hof,
hun ogen van het huilen dof,
hun vrees vervangen door vertrouwen.

De wachters, door de schrik bevangen
hoorden de bijle tijding niet:
dat Jezus 't kille graf verliet.
Ongeloof werd groot verlangen.

De engel, op de steen gezeten
in zijn blinkend wit gewaad
stelde in Jezus' naam een daad,
de vrouwen werden niet vergeten.

Gezanten waren zij, verkozen
Christus levend te aanschouwen.
Van wie zij zo hadden gehouden;
Hij was terug, Hij kwam hen troosten!

De vrouwen werden uitverkoren
te verkondigen: Hij leeft!
Die ons het eeuwig leven geeft
Hij wil voor altijd bij ons horen!

De steen die ons gemoed belast
wordt weggerold, we zijn bevrijd.
Hij heeft ons plekje voorbereid
en houdt ons steeds in liefde vast.