Zwijgend in gedachten loop ik het pad
peinzend over al mijn zonden
eenzaam en in rouw gevat
daar ik mijn Heiland niet heb gevonden
in koud en donker graf
waar ik Hem voor het laatst wilde eren
omdat Hij mij zoveel liefde gaf
maar nu moest ik Hem ontberen.

Een vreemdeling kwam naast mij lopen
en sprak over hetgeen was geschied
zei dat ik niet moest wanhopen,
maar wat Hij zei, ik begreep Hem niet.
Toch waren Zijn woorden mij zo bekend ,
kwam Zijn blik mij zo helder voor ogen
maar door verdriet was ik overstemd,
herkende Hem niet in mijn onvermogen.