Bedroeft en in elkaar gedoken,
liepen ze de lange weg naar huis.
Twee mannen die maar niet begrepen,
Waarom Hij moest sterven aan het Kruis.
 
Hij, de trouwe Meester die zo moest lijden,
die zo gesmaad werd en gehoond.
Verteerd door verdriet waren ze weggelopen.
Hebben daarmee hun bewogenheid getoond.
 
De stad waar het oproer had plaatsgevonden,
hadden ze in rouw gedompeld de rug toegekeerd.
Hoe heeft het zo uit de hand kunnen lopen,
de liefde was door alle haat verteerd.
 
Opeens was Hij daar en liep met hen verder.
Hun hart was bedroefd, ze herkenden Hem niet.
Hij wist van hun verdriet en begon hen te troosten.
Hij vertelde hun waarom dit alles was geschied.
 
Thuis gekomen noodden ze Hem binnen.
Hij brak voor hen het brood en bad met hen.
Toen vielen de schellen van hun ogen.
Ze zagen zijn handen en herkenden Hem.
 
Hij, hun Meester had naast hen gelopen.
Hij loopt ook met ons mee op weg naar Huis.
Moeten ook onze ogen nog worden geopend
om veilig aan te komen in zijn Vaders huis?
 
Het brood wat Hij brak met doorboorde handen.
Is een teken voor ons tot gedachtenis aan Hem.
Met Hem mogen we uitzien naar een eeuwig leven,
straks, in het nieuwe hemels Jeruzalem.