De morgen heeft haar glans ontvouwen
over de stilte van 't bestaan
tot ze gewekt wordt door de vrouwen
die naar het graf van Jezus gaan.

De specerijen van hun zorgen
brengen de geuren aan het licht,
want eindelijk wordt het toch morgen,
er wacht hen nu een droeve plicht.

Ze weten nog niet van het leven
dat diep onder de aarde wringt.
Ze zijn bereid tot enkel geven
omdat hierin hun liefde klinkt.

Maar het verhaal verloopt in glorie,
de steen is weg want Jezus leeft.
De dag licht op in eeuwige victorie,
het is de nacht die angstig beeft.

De vrouwen schrikken van verbazing.
het wonder gaat hun hart voorbij.
Ze vluchten weg in hun verdwazing,
het duister hart is nog niet vrij.

De nacht gaat in het licht ten onder.
En alles zingt en wordt nu stem.
O vrouwen, zie, aanvaard het wonder,
want Jezus wacht u in Jeruzalem.