Kwetsbaar en trefbaar,
verwenst en verguisd,
gehoond en bespot aan
het ruw houten kruis.
Gestorven, begraven,
Met zond-schuld belaan.
Met hemel-triomf uit
het graf opgestaan!
Hij verrees. Hij verrees.
Halleluja: ’t Graf is leeg.

Kwetsbaar en trefbaar
sprak Hij: ‘Ik zal gaan!’
Hij droeg mijn lasten.
Zij gingen Hem aan.
Kwetsbaar en trefbaar…
Wie sloeg Hem zo zeer?
’t Waren mijn zonden,
mijn zonden, o Heer.
Hij verrees. Hij verrees.
Halleluja: Jezus leeft!