Ik leg mijn handen in de Zijne
en laat me leiden door zijn raad.
De zware rugtas die ik mee tors
zet Hij achter me op straat.
 
Want al die ballast is niet nodig,
wat had ik dan van Hem verwacht?
Hij zal bewaren en me dragen,
zijn last is licht, zijn juk is zacht.
 
En als ik struikel en me pijn doe,
dan is daar steeds Zijn ferme hand,
die me vasthoudt en bemoedigt:
"Kom mee, naar het beloofde land".
 
Zonder Hem zal het niet lukken,
dan kom ik daar beslist niet aan.
Wie ben ik toch, dat Hij me meeneemt
en mij niet in de kou laat staan?
 
Toch, als soms de weg mij zwaar valt,
zegt Hij met eindeloos geduld:
"Wanhoop nu niet, want nog éven
en je wordt met grote vreugd vervuld".
 
Als ik straks ben aangekomen
waar een bruiloftsmaal mij wacht,
dan zeg ik stralend: "Dank U wel, Heer,
zonder U had ik ‘t nooit zover gebracht".