wij weten: eens komt er de tijd
dat de tijd er niet meer zijn zal,
want dan is er de eeuwigheid,
en dat voorgoed in het heelal

om dan God te horen vragen
aan ieder, individueel,
hoe het ging in d’aardse dagen;
men komt niet weg met: weet ik veel

alles staat bij God beschreven,
in het Boek staat ’t opgetekend
wat gedaan is in ons leven,
en dat wordt dan nagerekend:

God zal vragen wat wij deden,
wilden leven naar Zijn Woorden,
in de tijden van ons heden
waar wij Hem en Zijn stem hoorden

en het Boek gaat voor ons open,
daar staat het over ons verhaald;
zie, waar wij op mochten hopen:
die bladzijden zijn doorgehaald!

Hij zegt: Ik heb betaald voor u,
Ik ben naar Moria gegaan;
Ik heb u lief, reeds toen, en nu;
uw boek: dat heb Ik dicht gedaan

de aardse tijden zijn voorbij,
Ik bracht u in ‘t eeuwig heden
u zult hier zijn, voorgoed bij Mij
en Jerusalem betreden!

Sion, Stad van al mijn dromen:
hier is die Stad, Jerusalem,
daar mag ik als pelgrim komen:
lof zij U, Heer, met hart en stem