het aardse leven is als een reis over zee
waarbij we niet weten wat we gaan ontmoeten
maar we zijn op weg naar 't vaste land met zijn ree
we hopen dat de Heer ons daar zal begroeten

als we er de laatste haven binnenvaren
om daar ons levensscheepje af te gaan meren
aan 't einde van onze aardse levensjaren
en te komen in 't land van de Heer der Heeren

daar ligt Zijn Koningsstad de Stad Jerusalem
in gouden glans, al haar poorten staan wijd open
om te gaan naar Zijn tempel, daar loven wij Hem

daar vlakbij ligt ons thuisland de Hof van Eden
daar wandelt met ons de Heer op Wie wij hopen
in het paradijs in alle eeuwigheden

bij: wij dan zullen altoos bij de Heere zijn
      I Thessalonicenzen 4 : 17 B