u en ik, wij leven hier op aarde
en zien de dingen die van dag tot dag
zich voordoen, soms als dingen van waarde
waarmee en waaromheen men leven mag

maar vanwaar komen wij, waarheen gaan wij
er is toch meer belang voor het leven
dan hier enige tijd te staan terzij
en het tijdelijke te beleven

we zijn het paradijs niet vergeten:
waar de Heere Zelf met ons wandelde
in een schoonheid, zo groot, ongemeten
en ons als Zijn kind'ren behandelde

om zo daar eeuwig bij Hem te leven
en Zijn heerlijkheid te gaan aanschouwen
die Hij aan al de Zijnen zal geven
allen die horen tot Zijn vertrouwden

de Hof van Eden ging eens verloren
en wij werden er toen buiten gesteld
maar 't blijft het thuisland waar zij thuishoren
die de Heer tot de Zijnen heeft geteld

Hij is daarvoor naar Moria gegaan
is als hogepriester opgetreden
heeft voor ons voor God's aangezicht gestaan
dat telt bij Hem tot in eeuwigheden

hier op aard' zijn wij rentmeester voor Hem
tot de Grote Dag dat Hij zal komen
om ons te brengen naar Jerusalem
bij Hem, in De Stad, waar wij van dromen

bij : psalm 122 en 137