Als golven die slaan tegen de kust,
veraf bij eb, dichtbij door vloed
Zo is ‘t  bij het zoeken naar zielenrust,
in de diepere lagen van m’n gemoed
 
Als een beekje, dat rustig meandert,
‘n stroming die beweegt vanuit de bron
Zo kent U mijn gevoelens als geen ander,
er is voor U niets nieuws onder de zon
 
Als de branding die de zeelijn telkens kust,
en uiteindelijk weer verdwijnt in de zee
Zo ben ik me van deining niet meer bewust,
want U nam mijn weemoed met U mee
 
Als ’n rivier die de monding altijd vindt,
onderweg geduldig de rotsen egaliseert
Zo schaaft U me bij, als Uw geliefde kind,
het is daarom, dat ik U met deemoed vereer