Vervuiling van denken: hand in hand
met vervuiling van haast ieder land;
van berg, zee, oceaan en strand;
lucht, ozonlaag en atmosfeer;
bos, woud, rivier en meer.

Olievogels, vissen vergiftigd;
bekladding op ramen en muren.
Onreinheid overal in ’s mensen geest,
met grof, verloederd taalgebruik begiftigd.
Onrecht moet men in velerlei vorm verduren.
Is het eerder zo erg als tegenwoordig geweest?

Graaien, zedeloosheid en geweld:
mensen gedragen zich als een beest.
Vergaren van steeds meer geld en genot:
consumeer genoeg werd meer consumeest.
Waar zijn de mensen met nog plaats voor God?

Wie geen extra uren meer nodig heeft tot arbeid
ter basale behoeftes, leeft als slaaf van vrije tijd.
Hoe geef ik echte aandacht aan mijn naaste
bij mijn alsmaar door jakkeren en haasten?

Als ik wil leven behoor ik te geven,
mijn centrum de ander, ik heel klein.
Bij onderwijzen moet ik mij beheersen,
wars en vrij van hypocriete schone schijn;
tot voedsel, bron van geestkracht zijn;
op zingenot, hebberigheid letten;
willen delen brood en wijn;
reinigen het besmette.

Hoe te leven als ik niet verander?
Wees mijn centrum, Heer, die Ander,
vorm mij tot de mens zoals U bedoelde,
naar Jezus’ voorbeeld, Hij die Uw wil voelde,
kende en dééd, geduldig zo liefdevol vervulde.

Schep mij een rein hart, O, Heer,
maak mij wars van mijn vervuiling,
snoei me tot vrucht ter Uw ontplooiing,
maak mij vrij en laat me leven tot Uw eer.

Als de letter i van ik verandert
in de l’s van leven en liefde,
dan wijzigt mijn vervuiling
in U gebeden vervulling.

2003 (Psalm 51:4,9,12,14,19; Mat. 5:13-16) {jcomments on}