Nu ik berg beklimmend Jezus volg,
me uiteindelijk overgaf aan Hem,
dank ik mijn geloof toch ook
aan wat mensen die ik ken.

Zelfs aan degenen die misleidden,
raadden ’s werelds weg te gaan,
me onderwezen in vermijden,
wel spráken van het Woord,
niet door ze werd gedáán.

Als ik alle wegwijzers zie, die bakens,
ook in alternatieve koersen uitgezet,
die mij wezen naar een ander pad,
dan dank ik iedereen daarvoor,
omdat ik zelf de keuzes had.

Van een andere weg, een waarheid
die door alles heen bleef schijnen,
ook al was het in gevoerde strijd,
bleef in mij steeds het besef.

Is het voetspoor van Gods Zoon die mens werd
mij door velen veel te vaak te vaag gedrukt?
In Hem slechts met zoveel moeite volgen,
loop ik op met mensen die dat wél lukt.

Toen Gods genade in mij ging leven
vond ik dienaren naar Zijn Woord,
die met aandacht, liefde, geduld,
mijn zoeken hebben gehoord.

Ze hebben me Gods liefde getoond,
ook al werden ze erom gehoond,
met en voor me innig gebeden,
echt mijn strijd meegestreden.

Zij tonen: paden en weg,
die ik zo graag op wil gaan
vallen echt te betreden, volgen,
zie ik geloofwaardig voorgedaan.

Voor elkaar een vangnet, groot of klein,
elkaar moed insprekend sámen zijn,
wederzijds duidend waar te gaan,
helpend om weer op te staan.

Met het koord van trouw verbonden
in kloven vol dreigende zonden.
Samen rustend in de nachten,
af en toe op elkaar wachten.

Samen veilig, hoewel gevaar kan blijken,
met hoop, geloof en liefde geschoeid.
Zeker weten dat we de top bereiken,
ook al zijn we dan doodvermoeid.

2005