Ik bad een god, die d’ oren sloot voor lijden
Verdriet op aarde ongehoord niet kende
Van oorlog en geweld zijn oog afwendde
De mens alleen zijn eigen strijd liet strijden.

Een god die in de nood de ogen sloot
De mensen overliet aan eigen lot
En hield de hemelpoort voor hen op slot
Of hij van straf en tucht alleen genoot.

Vanmorgen antwoordde Hij op gebed
In vogelzang, in wind en ochtendgloed,
“Ik leef en heb de mens op aard gezet.

Ik red uit alle verdriet en tegenspoed.
Genade die Ik je schenk zij je genoeg
Omdat Ik jou vanaf je kindsbeen droeg."