Het meisje veegt en boent de vloeren
binnen de school der hoge wetenschappen.
vol sissend sop glijden natte lappen
om zich somtijds luidruchtig te roeren.

De schoonmaakster wil haar gedachten voeren
met diepe ernst én luidruchtige grappen:
"Wat zou Onze Lieve Heer mij boodschappen?
Laat de toekomst uitdagend op je loeren?"

Voldaan blijft de professor bij haar staan.
Zijn schoenen hebben voorzichtige ogen,
zien het lichte gespat. Hij geeft te verstaan:

"Jouw handen, door God gezegend, mogen
krachtig reinigend door dit gebouw gaan,
de glans van kunde en vernuft verhogen."