Hij klom de kansel op om God te zien,
ik zag hem door gekleurde vensters turen,
hij wees naar buiten, leek ons aan te vuren,
Gods schitterende zon scheen bovendien.
In zijn gezicht verscheen een hemelglans,
zijn stem vertolkte wat hij binnen voelde,
we wisten zondermeer wat hij bedoelde,
zichtbaar genoot hij van zo'n buitenkans.
Nog vaak hoorden we predikanten preken
over de wederkomst van onze Heer,
hoe op een wolk Hij eens zou oversteken,
dan dacht ik steevast aan die ene keer
die nimmer uit mijn denkbeeld is geweken,
vol van de Geest gaf hij Hem alle eer.