Het was een fijne avond.
De kinderen zorgzaam, lief.
Nu zit hij in de stilte.
Te klagen heeft hij niets,
maar, ach die stille thuiskomst,
raak je daar ooit aan gewend?
Kon hij maar even praten,
‘t vertellen van Fred en Els.
Wat zou ze weer genieten,
blij zijn geweest met hen.
Nu zit hij in de stilte
en drinkt een laatste glas.
Straks, met de deur gesloten,
als het bed hem wenken zal,
spreekt hij nog met die Ene.
Vertelt hij het aan Hem.
Spreekt, van ‘t gemis, de stilte
en van z'n eenzaamheid.
Daar, ontvangt hij, troost
en......... zijn er de armen, 
van zijn God, die er altijd is!