Hoe eenzaam is haar levensgang,
gezin en vrienden om zich heen.
Een mistvlaag houdt haar in 't gevang,
voelt niet de warmte, is alleen.

Niet meer in staat gevoel te uiten,
de tijd doet sluipende zijn werk.
Te laat staat ze aanwezig buiten,
een eeuw geleden nog zo sterk.

Met God was zoveel te bepraten,
bij Hem bloeide haar geest weer op.
Bang om zichzelf te gaan haten,
kan niet meer tegen 't leven op.

Huilend loopt ze door de nachten,
voor hulp van naasten is 't te laat.
Niemand zit op haar te wachten,
Bidt God dat ze graag tot Hem gaat.

Fluisterend laat Hij haar weten,
dat zij op Hem vertrouwen kan.
Door Hem is zij nog niet vergeten,
heeft met haar een heel mooi plan.

Zij zingt Gods lied in 't gospelkoor,
met zingen ging haar hart weer open.
De mist waarin zij zichzelf verloor,
Daar is Gods liefde ingeslopen.

Een ander mens opnieuw herboren,
de Liefde Gods straalt van haar af.
Een fluis'trend woord zoet om te horen,
Dat haar een heel nieuw leven gaf.
Anton van der Haar