Wij vieren ’t feest als alle jaren
met marsepein en lekker suikergoed.
Voor de cadeautjes moet je sparen.
Ik wil vertellen wat die dag mij doet.

’t Is lang geleden, haast vergeten:
we stonden in de kou bij ’t open graf
en elk jaar wil ik toch weer weten
dat wie daar ligt mij ’t leven gaf.

Het feest heeft nu voor mij een donk’re rand:
Het plots’ling sterven van mijn vader,
Er zongen kind’ren kleumend aan de kant.

Zo komen de herinneringen boven.
Het lied brengt mij de toekomst nader:
Dat ik hem zien zal, in geloven.