Met pijn verborgen in zijn ziel,
sloot hij de wereld buiten.
De dag waarop zij zomaar viel,
was zijn liefde niet te stuiten.

Vergat een ieder om zich heen,
deelde met haar de hele dag.
En samen leefden zij alleen,
zijn zorg geheel zonder beklag.

Eén kamer was hun hele huis,
zij spraken blinde woorden.
Het schimmenspel voelde als thuis,
haar strakke ogen die bekoorden.

En als hij voorlas uit Gods woord,
dan was daar soms weer een moment,
dat zij daar meer van had gehoord,
dan was zijn vreugde ongekend.

Toen kwam de pijn die hij verborg,
samen beleefden zij Zijn stem.
Zijn leven dat bestond uit zorg,
O God ontferm U over hem.

Anton van der Haar