daar ben je dan m’n jongen
zo mooi, maar ook zo stil
nog warm van  je moeder
straks ben je koud en kil

toch ben ik je trotse vader
ondanks mijn verdriet
de Here heeft gegeven
dit ontneemt een mens mij niet

we hebben van je genoten
vanaf je pril bestaan;
je bewegingen, je schoppen,
het heeft ons goed gedaan.

we wisten al; je leven
kon niet in mensenogen
God gaf ons veel in jou
je ‘zijn’ heeft ons bewogen

daar lig je dan m’n jongen,
we hebben je zo graag gewild
gebroken . . . . nee, genoeg geweest;
God heeft je opgetild

Voor mijn kameraad