Er is een tijd geweest
dat het volmaakt was
op onze aarde, het was
toen één groot paradijs.

Adam wist wat goed was
en omdat hij niet wist wat
slecht was, deed hij dat ook niet.

Toch kwam ook de zonde
in het paradijs binnen gekropen,
opeens was het paradijs verleden tijd.

Adam bekeek de dieren
niet meer als deel van
zijn samenleving, neen,
zij werden een bestanddeel
van zijn levensonderhoud.

De aarde was goed toen
het nog een paradijs was,
de dieren konden leven
naast de mens en tussen het groen.

Nu vormt de grote mond
van de mens de grootste
bedreiging van de flora en de fauna.
Woorden moeten daden worden en
daden moeten goed gepraat worden
door woorden die de daadkracht missen.

Er was een tijd dat de aarde
een paradijs was en deze tijd
ligt ver achter ons, en alleen
God weet hoever die tijd voor ons ligt!