Heer, een reiziger ben ik, een pelgrim door mijn tijd.
Van dag tot dag loop ik;
ik trek van maand naar maand.
Nu sta ik opnieuw aan de grens van een  jaar.
 
Zonder paspoort reis ik, Heer,
U bent immers het bewijs van mijn identiteit,
uw Woord is mijn visum;
U drukt uw stempel op mijn bestaan.
 
Heer, in het land dat ik bewoon
zijn geen bergen waar U wonen kunt,
daarom kijk ik gewoon omhoog,
wanneer de grond onder mijn voeten verdwijnt.
 
Ik sla mijn ogen op tot boven boomtoppen
en tast de blauwe voortuin van uw woning af,
totdat ik weet en zeggen durf:
U bent mijn eerste en mijn laatste Hulp.
 
Heer, ik durf naar U op te kijken,
omdat ik weet dat U op mijn voeten let;
U kijkt altijd omlaag,
zodat U mij kunt zien.
 
Wanneer ik slaap waakt U naast mij
en wanneer onrust in mij ontwaakt,
de nacht mij wakker schudt,
doet U voor mij de sterren aan.
 
Heer, U staat op wacht en waakt, U hoort en helpt;
kwaad en onraad zullen mij niet verslinden.
Ik val nooit ten prooi aan de zwartste nacht:
U verbergt mij als een grote schat.
 
Ik ben een reiziger in uw tijd;
vanwaar ik kom of waarheen ik ga,
ik word altijd door U begeleid,
toen en nu en tot in eeuwigheid.
Amen.